KLAGSKRIF VAN DIE KAAPSE KOLONISTE AAN DIE HERE XVII TEEN WA VAN DER STEL

Wel Ede Gestr. ende Agtbre Heeren

Door hooge nood geperst neemen Wij met alle schuldige onderdanigheid de vrijheid, onse regtvaardige klagten voor Uwel. Ede Gestre uijt te boezemen, hier toe werden Wij ter meir aangenoopt orndat we te deser plaatse door een onregtvaardige en rotsche overherschinge, van den thans regeerende gouvernr Willem Adriaan van der Stel, niet alleen seer hard werden gedrukt, maar erger als slaven gehandeld, en gemerkt Wij vrijgeboorne menschen en onderzaaten van haar Hoog Mog: zijn, zoo is ligt te bezeffen, dat deese ongehoorde onder druckingen onse smarte moet verdubbelen, waar in dit bestaat hebben we goedgedagt Uwel Ede Gestre als ongekreukte voorstander van regt en billikheid, zoo kort ons doenlijk zal zijn in’t vervolg na waarheid bekend te maken.

Voor eerst werd Uwel Ede gestre verstendigt, als dat den gouvernr deeser plaats voornt omtrent twaalf uuren van de Caab een overmatige groote hofsteede heeft getimmert van zoo wijdluften beslag als of’t een geheele stad was, daar neevens bezit hij zeer veele landerijen op welkers omtrek wel vijftig boeren hunne costwinninge zouden kunnen hebben, daar terplaatse zaaijt hij jaarlijx een meenigte coorn, ook heeft hij er een wijngaard aangelegd, van over de 400 000 wijnstokke hij heeft aan vee ruijm 800 runderbeesten, en over de 10 000 schaapen, op welke hofsteede meer als 60 Comp: dienaaren zijn, zoo onder offcieren, matroozen, als soldaaten, zijnde s’Comps baas tuijnier die £ 30.- pr maand wind aldaar stedehouer, alle welke persoonen hunne gagien, costgeld en randsoen, van de Compe trekken, ondertusschen gebruijkt den gouvernr alle die menschen in zijn particuliere diensten, welke alle op die hoogdravende hofsteede hunne beezigheid hebben, daar onder zijn metselaars, timmerlieden, schilders, cabinet werkers, beeldsnijders, houtcappers, veewagters, rietkappers, rietdekkers, molemaker, molenaar, en ander ambagts luijden meer, te lang omse alle op te noemen, daar en boven heeft hij op die plaats in zijn particulieren dienst van s’Comps beste slaven en slavinnen wel honderd stux, nog gebruijkt hij in zijn particulieren dienst dagelijx s’Comps smits en wagemakers voorts laat hij sijn wagens ploegen en wat verder tot den landbouw behoord, van s’Comps ijser maken, en thout daartoe werd voor hem in s’Comps bossen gehakt. Ten anderen Zij Uwel Ede Gestr: bekend, als dat den gouvernr buijten en behalven de voorn weijten hofsteede over de bergen in hottentots holland nog vijftien vee posten heeft, alwaar hij zijn vee laat weiden, welke post zoo door s’Comps dienaren, als Comps slaven werden bewaard, van wien’t vee ook werd opgepast, over deese posten is een onderchirurgijn in dienst der ECompe die £ 20 pr mt wind bevelhebber.

Om nu kortelijk eens aan te toonen op wat wijse den gouvernr in zoo wijnig tijds aan zulken grooten meenigten vee is geraakt zoo diend tot Uwel Ede Gestr narigting, als dat den Gouvernr neevens zijn broer Frans de Jonker, den Predt Petrus Kalden, en andere Comps Dienaaren de eerste zijn geweest die het vee ruijlen hebben ondernomen, dan sulx geschiede door henlieden in stilligheid onder de hand, zonder datter iemand wist dat het ruijlen vrijstond, om dan deese ruijlingh voort te zetten, hebben Zij een goed getal manschap met kruijd en loot desweegen uijtgestuurt, die van eenige hottentots vee hebben geruijlt, van andere op een verfoeijelijke wijse met gewelt geroofd, en hen ’t vee afgedwongen, op dusdanigen manier zijn deese ruijlders met een groot getal vee terug gekeerd, voor de rest heeft den gouvernr met slinkse streeken verschijde vrijburgers een parthij vee afgekneeveld enz: toen den gouverneur en andere heeren overvloedig hadden geruijlt, heeft den Gouvernr de vrije ruijlinge opengezet, dan eenigen tijd geleeden is sulx bij Placcaat weeder verbooden, dog ’t heeft de Ede Heeren Bewindhebberen goed gedagt de vrije ruijlinge voor de Ingezeetenen weeder open te stellen, waar van Haar Ede Groot Agtb: schrijvens al eenigen tijd aan de Caab is geweest, hoewel sulx door den gouvernr werd agterhouden, terwijl hij ondertusschen voor sig selven Sterk met ruijlen beezig is, want ’t heeft hem onlangs goed gedagt zijn stedchouder Jan Hartog s’Comps baas Tuijnier op nieuws in stilligheid weeder afte vaardigen om van de hottentots vee te ruijlen en zouden denselven met omtrent 300 beesten zoomen voor waarheid verhaald, zijn ’thuijs gekomen, welke voorverhaalde onhebbelijke manier van ruijlen zaken zijn van seer quade gevolgen, waardoor de hottentots niet alleen baloorig werden gemaakt, maar de ongelijken hen aangedaan op de onschuldige zoude konnen wreeken waar van men reets exempelen heeft gesien.

Met wijnig woorden zullen we nog iets van den voornd predt reppen, Uwel Ede gestre zij dan bekend als dat den selven hier ter plaatse meede een van die grootste landbouwers is en niet tegenstaande hij behalven zijn andere voordeelen £ 120 pr mt bij de Comps wind, zoo is’t evenwel waaragtig, dat hij gants geen werk van den godsdienst maakt, gemerkt hij hem vrij meer met zijne landerijen bemoeijt als met den predikstoel, hij kan sig somtijds veertien dagen en langer op sijne landgoederen onthouden, als dan wort er in de kerk zoo maar wat voorgeleesen, ondertusschen isser een groote kerk uijt der armen gelden gebouwt, van welk bouwen den predt de grootste aandrijver is geweest, dog ’t is meer als jammer dat de voorne kerk zoo menigmaal moet leedigh staan, omdat den predikant buijten zijn vermaak neemt, ’t welk niet alleen tot groot nadeel der armen is, maar ook tot ergernisse der gemeente, ’t is verscheide maale gebeurd dat er menschen van buijte zijn gekomen wel nabuuren van de Kaab afwonende, om hunne kinderen te laaten doopen, en andere om sig in den huwelijken staat te laaten bevestigen, dog moesten onverrigterzaaken te rug keeren, door dien den Preeker om zijn wereldse belangen waar te neemen buijten was, ’t is ook al gebeurd, dat hij tegen s’Heeren avondmaal enkelijk om zijn vermaak te neemen na buijten was, en hij zond een ouderling met den voorleeser geassisteert om de leeden te nodigen, dat anders buijten tegenspraak sijn eijgen pligt was, en hoe ongereegeld deese zaaken ook zijn, bekreunt hij zig des wijnig, gemerkt hij zig in des gouverneurs gunste heeft ingewikkeld, men zal zelden zien dat den gouvernr op zijn landgoederen is, of den preeker rijst ook na sijn hofsteede, en maakter gants geen swarigheid in van een Sondag a twee agter den anderen buijten te blijven, en zulx geschied alwat dikwils, hij derft wel zeggen als den gouvernr en tweede persoon niet aan de Caab zijn, wat hij er dan zoude doen, UwelEde gestre kunnen hier uijt oordeelen, hoe wijnig agting deesen zoogenaamden Leeraar voor de godsdiens heeft, wij souden van hem meerder verschot van staalties konnen leeveren die op verre na de fijnste niet en zijn, maar wij tragten alle omstandigheeden te mijden, zijnde dit maar als in’t voorbij gaan aangeroert.

Om dan weeder te keeren tot den gouvernr zoo is’t onlochenbaar, dat hij van die voorn zijne hofsteede, ende den aankleeve van dien zijn dagelijx werk maakt, en s’Comps dienst werd door hem gants niet na behooren gade geslagen, blijk onses seggens is het gestadig rijden en rossen na die plaats alwaar hij somtijds twee, drie, vier€ vijf, ses, en meer weeken sijn verblijf kan neemen sonder na’t Casteel of Comps affaires eens om te sien, en zoo’t gebeurd dat een Vrijburger die iets te versoeken heeft, hem daar komt spreeken, dezelve werd onder een quade bejeegening afgeweeren, en tot desulke gesegd dat Zij moeten wagten tot hij in’t Casteel komt, en dat hij niet begeerd datse hem op zijn hofsteede daar hij komt om zijn vermaak te neemen, zullen stoorden.

de Gouvernr verbied de vrijbnrgers de vrije weide voor hun vee, en zoo ijmand hem na zijn zin met vec te na komt, die dreigd hij armen en beenen aan stukken te sullen laaten slaan en onder deese drijgementen wordense verjaagd. Op deselve manier handeld den oudGouvernr met zijne buuren vermits hij die mede soo veel plaagt als hij kan, Van gelijke bedrijven is des Gouvernrs broer de zogenaamde Jonker Frans van der Stel, zoo vol als een eij vol zuijvel, denselven handeld zijn buuren op de onredelijkste manier des werelds, en op zijn broer den gouvernr steunende doet hij zoo veel quaad als hem zijn gal op geeft, ’t is een seer gevaarlijk Instrument, so een Pest voor de Caab, die met vermaak de vrijburgers komt te plagen, agtende het een kunsje iemand te bedriegen, en bij aldien het in sijn magt stond de vrijburgers op een dag te kunnen bederven, hij zoude daar geen twee toe neemen.

Wijnig tijds geleeden heeft het den gewaanden Jonker Frans gelust, zeeker, vrijburger, een beestig, grofen onbeschaamd versoek te doen, hier in bestaande, als dat die man hem Jonker en zijn broer den Gouvernr seer souden verpligten, en groote vrundschap doen, zoo hij twee oud burgerraaden, (dat beide mannen van eeren zijn) eens braaf wilde afrossen, datzer gevoel van mogten hebben, welke twee burgerraaden zeederd eenigen tijd in onguns van den gouvernr zijn geraakt, orndat er allehaand middelen niet aan hem wilden ten besten geeven, gemerkt hij met greetigheid hunne goederen hen zogt te ontfutselen, en in sijn nest te sleepen, dog daartoe geen kans siende, heeft hij hier over een wrok tegens hen opgevat, die hem tot deese schend-daad heeft aangeprikkelt ten dien einde heeft hij zijn broer Frans hier toe opgemaakt, zijnde denselven gewoon wel meer sulke verfoeijelijke fielte stukken te verrigten, waar op hij nog derft noemen, als hadde hij wat fraaijs uijt geregt, Uwel Ede gestr: werd in bedenken gegeven, of dit geen onChristelijke bedrijven zijn.

Uijt alle de handelingen der drie voorne heeren, zoudemen bij na moeten oordeelen dat zij zig niet alleen verbeelden dat hun alles vrij staat maar dat dit geheele Land hen in eijgendom toebehoord, gemerkt zij over al den grooten Meester speelen, en zoo hun magt met de quade wil gepaard was, ongetwijffelt soudense alle de vrijburgers dit Land uijtboenderen.

Wat het Vaderlandse Timmer Hout betreft, ’t geen door dECompe hier werd gesonden, daar gaat het medeop de volgende manier, den Gouvernr laat het beste zoo van balken, deelen, Juffers, sparren enz: uijtzoeken ’t gunt na sijn meergende Hofsteede werd gestuurt en ’t slegste dat overschied werd aan de Vrijburgers verstrekt, ook werden de prijsen op’t Iaast om’t slegte hout quansuijs verminderd, ende minste prijs betaald den gouvernr voor’t beste hout en de hoogste prijs werd door de Vrijburgers voor’t slegste betaald, daar en boven konnen geenen der Vrijburgers eenig hout van belang bekomen, vermits den gouvernr en eenige andere groote onder s’Comps Dienaaren met het grootste en beste gedeelte heenen gaan, Even eens gaat het met de duijgen die door d’ECompe na herwaard werden gestuurt, want den gouverneur door een kuijper van de ECompe, alle de beste duijgen stuk voor stuk

voor hem laat uijtsoeken en de slegste die dan nog overblijven zijn voor de Vrijburgers die dezelve tot soo hoogen prijs moeten betaalen als de gouvernr de beste.

Voorts is den Vrijburgers alle toegang tot de bosschen afgcsnecd zoo datze geen’t minste hout omte timmeren, nog iets dat tot het maken van ploegen, eggen, of wagens dienstig is konnen magtig werden, door dien den gouvernr alle de bosschen voor sig behoud, en daar uijt Iaat kappen wat hem goet dunkt, zoo datter voor den Vrijburger niet ter weereld overschied.

’T is eenigen tijd geleeden, dat zeekere arme wede in een van de gemeene bosschen, die verre genoeg van den gouvernr afleggen eenige slegte stukjes hout heeft Iaaten kappen, ’t welk ter ooren van den gouvernr gekomen zijnde, heeft die deese zaak, als ofse van groot belang was, zeer euvel opgenoomen, en den Land-drost bevel gegeven om gene wede 50 RijxdS vpor boete afte eijsschen ondertusschen was het hout geen 3 Rds waardig, dierhalven toonde den Land-drost in’t ijsschen der boeten sig seer traag, dog om hem bet (betje?) aante moedigen, zeijde den gouvernr teegens hem, op dusdanigen manier moet men een schrik onder brengen.

Wat de wijnen betreft, den gouvernr heeft niet alleen de vrijen handel vandien de Vrijburgers verbooden maar zelfs werd hen belet hunne wijnen van haare hofsteeden aan de Caab te mogen brengen, onderwijl speeld den gouvernr zijn rol met de wijnen van een partij arme boeren op te koopen, waar toe sommige menschen bij na werden gedwongen en dat voor 12„ 15„ a 20 Rds de leggers, hij coopt jaarlijx op die manier meer als 100 leggers wijn voor de voorn lager prijs, welke wijnen ins’Comps kelder door een wijnverlater zijnde een s’Comps dienaar, werden behandeld en opgepast, en nadatze wat gesmeert en opgepoetst zijn, wordenze door den gouvernr weder uijtgevijlt en verkogt aan scheepsvrinden, zoo Hollanders als Engelsen voor 100 ducatons, 00k voor 400 gls en meer de legger, hier uijt is blijkbaar dat hij omzijn eigen belangen te doen gelden, en nergens anders om, de vrijburgers den handel verhindert.

De Vrijburgers werd ook verboden aan geen vreemde scheepen zoo van Engelse als deense natie eenige ververssing, ’t zij vlees wijnen of groente te mogen leveren, om hen dit te beeter te beletten, heeft den gouvernr een Corporaal en eenige soldaten bevel gegeven om aan’t strand op te passen, ente verhinderen dat’er niets aanboord werd gesonden, en als de opperhoofden der vreemde scheepen den gouvernr versoeken om vande Vrijburgers ververssing te mogen koopen, geeft hij hen tot antwoord, dat hij zulx niet verstaat, maar als zij provizie van hem gouvernr begeeren, datze ’t zelve dan kunnen bekomen, ’t gund die menschen tot een veel hooger prijs aan hem moeten betaalen, zijnde dit een middel waardoor de Vrijburgers ’t brood als uijt de mond werd gerukt, want het is waaragtig dat’er veel menschen zijn die nog veel van wijnen enz: voorzien zijn, dog omdatze die niet aande man konnen helpen, zijnze niet in staat om de minste ongelden te konnen betaalen, aangesien zij van de Coophandel met de scheepsvrinden voor een gedeelte moeten bestaan.

Het Coorn aangaande daar voor ontfangen de Vrijburgers vande ECompe 8½ gulde de mudde, waarvande thiende bevoorens werd afgetrokken en als het gebeurd dat de Vrijburgers, voor de ECompe Coorn aande Caab brengen, en zeer swaare en moeijelijke weegen hebben gereeden, moetense egter met deselve wagens en ossen weder swaare vragten soo van balken, planken, als anders voor den gouverneur op desselfs ordre van de Caab vergeleegen Hofsteede brengen, waardoor meenig trek os den hals werd gebrooken.

Ook gebeurd het veeltijds. dat de vrijburgers voor den gouvernr na zijne voorn hofsteede riet en andere materialen moeten rijden, Zulx werd den buijten Luijden door een bode van Land-drost afgezonden uijt naam van den gouvernr wel uijtdrukkelijk geordonneert, en dit geschied somtijds met harde woorden, niet anders als ofse sulx verschuldigt waaren, en zoo ijmand der vrijburgers hier in wijgeragtig schijnd die werd gedrijgd als datmen hem de voet sal dwars setten, ondertusschen zijn hier onder veel arme menschen begreepen waar van sommige nauwlijx een wagen met span beesten magtig zijn, waar mede zij met een vragt voor deese en geene te rijden een stuijvertie moeten winnen, dog van dit rijden voor den gouvernr trekkenze niet ter weereld, Ja dat erger is word er niemand voor bedankt, UwelEde gestr: gelieve te overweegen of dit geen dwingelandij is, waar door de vrijburgers erger als slaven werden gehandeld.

Den Gouvernr leeverd zijn Coorn ordinarij aan de backers alhier voor 10„ 12„ a 15 g18 de mudde en denzelven betaalt geen tiende, zijnde de backers gedwongen zulx voord prijs aan te neemen, en zoo zij hier inwijgerig scheinen, ontzijd hij die mens chen zijn gunst verbied hun het backen, en drijgdze te zullen ruïneeren.

Wijders diend tot Uwel Ede gestr narigtinge als dat het gepasseerde jaar voor meest alle de Vrijburgers een slegt coorn jaar is geweest, weshalven niemand van hen eenig coorn van belang aand ECompe heeft konnen leeveren dog den gouvernr zijn broer Frans, den Predicant en andere hebben nog al een goeden oegst gehad, omdat ze een groote meenigte lands tot haar gebruijk hebben, hoewelze hun meeste coorn tot een hoge prijs aan de backers verkoopen, Zoodat’er bij de Compe verleegentheid om coorn is geweest, en vermits den gouvernr seer wel bekend was, dat’er wijnig der Vrijburgers meer coorn aand ECompe hadden te leeveren, zoo heeft den gouvernr van zijn coorn aan de Compe op de naam van zijn broer Frans de Jonker geleeverd 33 a 34 mudde Tarn a £ 12„- de mudde op de naam van den Vrijburger Hendrik Bouman 33 mudde a £15,, de mudde, en op de naam van den Vrijburger Jan Wesselsz 33 mudde a £ 15 de mudde omdat’er quansuijs gebrek van coorn was, juijst omtrent deselve tijd heeft seeker vrijburger 90 mudde Coorn aand’ECompe geleevert voor 8½ g18 de mud: nadat de tiende daar van was afgetrokken uijt het geene voorn konnen Uwel Ede gestr al weeder sien, hoe zeer den gouvernr op zijn eijgen Intrest is gezet, al schoon d’Compe daar door werd benadeeld.

Met wijnig woorden zullen wij in’t voorbij gaan maar aanroeren als dat de tweede persoon Samuel Elsevier meede een overgroot stuk lands heeft aande zoo gene Clapmuts, alwaar de Compe tot dato nog een post heeft op welke plaats door hem meede een groote hofsteede is getimmert, daar hij jaarlijx een meenigte coorn zaaijt, en een groote wijngaard heeft aangelegt, ook is hij rijkelijk van vee voorsien, dog tot Uwel Ede gestr: narigting diend, als dat bij de regeering vanden oud gouvernr Simon van der Stel, twee vrijburgers daar omtrent ijder een plaats hebben gehad, den eenen gent Gerrit Janse Visser, en den anderen Barend Hendrix, welke twee persoonen door den voorne oud Gouvernr van daar zijn verdreeven omdatze Compe post te na waaren, hoewel de tweede persoon die post van de Compe en’t land daar rondom geleegen thans inbezit heeft, waarop verschijde boeren zoude kunnen bestaan, zijnde dit meede tot merkelijke nadeel der Vrijburgers.

Wat het vissen aan’t Strand betreft den gouvernr heeft in hottentots holland tot zijn vis plaats de zoo genaamde Vishoek, daar altijd overvloed van vis is, alwaar hij een vaartuijg heeft, waar op een quartiermr en eenige matrosen vande Compe beschijden zijn, die dagelijx voor sijne slaven vis vangen, ende vrijburgers derven daar omtrent niet komen, of zouden deerlijk worden afgerost en verjaagt.

Des gouverns broer Frans van der Stel heeft ook een vis plaats daar hij mede zijne oppassers heeft, die de vrijburgers daar omtrent komende visschen met stokslagen en drijgementen verdrijven, zoo dat de zeewateren, die anders de geheelde weereld door vrij behoorden te zijn, hier zoo’t schijnd door de voorne heeren in erfpagt werden bezeeten, dog zoo bij aldien het de Ingezeetenen vrijstond, daarterplaatse te mogen visschen, zoude veele arme menschen hunne halve leevensmiddelen aldaar kunnen bekoomen.

T’is ruijm drie jaaren geleeden dat den gouvernr uijt naam van d’Compe van verschijde vrijburgers, wollige schaapen heeft laaten haalen, onder voorwendsel als Ofse souden werden geschooren, ende wol daar van na’t Vaderland geschikt, voor ijder deeser opgekogte schaapen, tenbedraag van over de 400 stx:, wierden door een s’Comps dienaar diese quam afhaalen aande verkoopers uijt naam van den gouvernr 4 guldS belooft, ondertusschen zijn geme schaapen na des gouverns hofsteede gebragt, die hij aldaar voor sig heeft behouden, en niemand der verkopers heeft tot dato toe een penning voor zijn schaapen genooten, ’t is eens gebeurd dat een der verkoopers, den gouvernr om geld voor de schaapen die hij hadde geleevert, aansprak dan denselven wierde met scheldwoorden en drijgementen soo hard bejeegent, dat hij sig met schrik en vrees bezet vandaar vertrok, zoodat geene der andere verkoopers lust hadden om hun gelt te spreeken, vreezende voor diergelijke drijgementen en quade bejeegeningh.

Het is nu al veel maalen gebeurd, en men ziet er dagelijx nog exempelen van, dat’er van deese en geene vrijburgers slaaven wegloopen, die zig na des gouverns hofsteede begeeven, welke slaven aldaar door den gouvernr werden aangehouden, en niet tegenstaande hij weet wiens slaven het zijn, houd hijze egter daar en gebruijkt ze bij voorraad in zijn dienst, ondertusschen is bij Placcaat wel expresselijk verbooden, dat niemand eens anders slaav vermag te debaucheeren, aante houden of huijsvestinge te geeven op verbeurte van 25 Rds boete, dog dit aanhouden der slaaven geschied door den gouvernr alleen, om zig meester daar van te maken, want als de eijgenaars gaan om hunne slaven weder te halen, werdenze door den gouvernr aangesprooken, zommige omze onder zeekere voorwaarden aan hem te vereenen, andere omse voor een geringe prijs aan hem te verkoopen, op dusdanige wijse heeft hij a] verschijde menschen de eene een slaav de andere een slavin ontfutselt en afgedwongen, ’t geen zaaken zon van seer quade gevolgen, en tot groot nadeel der Vrijburge, aangesien de slaven hier op sondigen, en op de minste kastijdinge die zij van haar meesters ontfangen, loopense na den gouvernr, daar en boven werden sommige slaven daar toe opgemaakt, gevolglijk werden de slaven door deese manieren van doen ’t ecnemaal bedorven, zijnde dit voor de Vrijburgers een hard zaak, omdatze als dit zoo voortgaat geen meester van hunne slaven kunnen blijven.

De landerijen die door den gouvernr weegens de Compe werden uijt gegeven, daar mede gaat het ook niet nabehoorde, gemerkt de vrijburgers aan wien een stuk lands werd gegeven, voor en al eer sij het mogen laaten meeten, eerst en alvoorens den gouvernr rijkelijk met geschenken moeten begroeten, aangesien hij na klinkende reeden seer gaan luijsterende is, als het land hier op nu gemeeten is, zouden die menschen niet sonder reedenen gaarne hunne erfbrieven daar van begeeren, en zoo zij den gouvernr desweegen aanspreeken, geeft hij hen tot antwoord, datze alte haastig zijn, en nog wat moeten wagten, terwijl hij den secrets bevel geeft, zonder zijne ordre geene ervbrieven uijtte geeven, met een woord gezegt den gouvernr schept’er vermaak in, omde menschen die iets te versoeken hebben lang te laaten agter aanloopen, zijnde dit een hatelijk bedrijf, ’t welk nergens anders op ziet, als omdat die menschen op nieuw weder geschenken aan hem sullen brengen, en zoo dit maar door iemand werkstellig werd gemaakt, aan desulke werden hunne erfbrieven ter hand gestelt, andere die de magt of meening niet hebben om soo dikwils offeren, moeten jaaren langh na hunne erfbrieven wagten, ondertusschen heeft het de naam dat de

menschen ’t land werd gegeven, en zommige moeten het rijkelijk betaalen.

’T is eenigen tijd geleeden gebeurd dat den gouvernr aan seekere Vrijburger een stuk lands hadde gegeven, ’t welk de man liet meeten, dog eer het daar toe quam heeft hij den gouvernr op verschijde tijden met geschenken moeten ophoopen daar en boven moest hij aan den gouvernr nog leveren 30 leggs wijn a 20 rijxds de legger, dog toen de man om gelt voor de geleeverde wijnen quam, voer den gouvernr met groove scheldwoorden seer heevig tegen hem uijt, zonder op billikheid of waarheid de minste agt te geeven, voorts ontzeide hij de man zijn gunst, kort hier na wierde ’t voorn: stuk lands den man afgenoomen, en aan een andere gegeven, zijnde dengeenen die het land ontnomen is, niet alleen een persoon die ter goeder naam en faam staat, maar ook twee aansienelijke burgerbedienings bekleed, en den man die’t voorn: land gegeven is, een knaap die veel schelmstukken heeft bedreeven, die soo buijtensporig grof zijn geweest dat hij desweegen vogelvrij is verclaard. — dan het is zeeker dat den gouvernr den eersten ’t land niet soude hebben ontnomen, zoo denselven neevens andere geschenken hem ook de voorn: 30 leggers wijn hadde geschonken hier uijt is blijkbaar dat des gouverns onverzadelijke hebzucht, waar meede hij als met een smetsiekte is behept, allepijl te boven gaat.

Soo ’t gebeurd dat een Vijburger een knegt tot de landbouw benodigt is, en den gouvernr aanspreekt om sulken man uijt sCompS dienst in leening te mogen aanneemen, zulx werd door den gouvernr (zoo ’t een man van bequaamheid is) nooijt toegestaan, aangesien hij de sulke in zijn eijgen dienst trekt, omdat hij op zijn groote hofsteede veel volk van nooden heeft, en zoo ’t voorvalt dat hij een knegt in zijn dienst zijnde wil afschaffen, denselven, (niet tegen staandc hct cen bequaam man voor ’t boere werk is) gunt hij aan geen vrijburger, maar zendze van sijn maats weg na Batavia of Cheijlon, niet begeerende datze bij iemand anders weder sullen woonen, nog ook in ’t Casteel leeggen, op deese wijse heeft hij al verschijde menschen, die ’t boere werk wel verstonden, en in dit land behoorden te blijven, tegen hun zin weg gestuurt, en zulx geschied nog dagelijx, zoodat de vrijburgers thans geen

goed knegt kunnen magtig werden, zijnde dit door den gouvernr mede al uijtgevonden om de vrijburgers maar te plagen. Wij hebben ook goed gevonden UwelEde gestre bekend te maken als dat tentijde van de regeeringen van den Ede Heer Gouvernr Bax door de Ede Heeren bewindhebberen ter vergadering van de seventhiende, beslooten en wel expres verbooden is, dat geen s’Comps Dienaar, wien hij ook soude mogen weesen, eenige landerijen zoude hebben, ofte vee houden of moest aanstonds resolveeren vrij te worden, dog in Comps dienst blijvende, moest dezelve binnen den tijd van ses weeken, zig de landerijen en ’t vee quijt maken op de verbeurte van ’t zelve enz: zijnde ’t zelve dies tijds ook opgevolgd, dog zedert dat de Heeren Van der Stel, de regeeringe hebben inhanden gehad, is zulx geheel verandert, aangesien den Gouvernr en eenig andere s’Comps dienaren thans het meeste en beste land bezitten, daartoe een meenigte van vee, alle ’t welke niet alleen tot groot verzuijm en nadeel van s’Comps affaires is strekkende, maar ook tot bederf en ondergang der burgers.

Uwel Ede gestr zij wijders bekend, hoedat zedert den jaare 1702 tot dato, der Vrijburgers huijsen landerijen enz: niet alleen in slegten staat gebragt, maar ’t eenemaal ten agteren zijn geraakt, waar uijt bij vervolg van tijd, veel quade onheilen staan te vreesen, onder anderen is het seer desolaat gestelt met de weeskamer, weegens de gelden die ten voordeele van wede en weesen op Intrest staan uijtgezet, aangezien de tijden dagelijx dermaten verergeren, dat de huijsen en landerijen, die voor deesen thien a twaalf duijsend guldens waardig zijn geweest, zoose jegenwoordig wierden verkogt, nauwlijx de helft souden mogen gelden, daar en boven is de Diaconie ook seer ten agteren gemerkt de meeste menschen die daar aan schuldig zijn, hunne Interessen niet konnen opbrengen dog sulx ontspruijt nergens anders uijt, als omdat dien vrijburgers in alles den vrijen handel werd beleth, en datze op een ongehoorde maniere werden onderdrukt, immers is het een zaak die overkennelijk is, hoeveel een land of gemeene best aande Coophandel geleegen zij en omdat die den vrijburgers hier is afgesneeden, soo is ’t waaragtig dat hier ter plaatse, thans geen geld onder de Ingeseetenen werd gevonden zijnde in deese geen verbeetering te wagten, soo de jegenwoordige tirannique manier van regeering langer stand houd, maar sulx staat in corten tijd tot een volkomen verderf en ondergang der Ingeseetenen te sullen strekken, waartoe den gouvernr alle zijne kragten inspant.

Wij konden niet nalaaten UwelEde gestre een kort verslag te doen van de laaste verpagting der Caabse wijnen, voor af zal alleenlijk dienen, als dat zedert de komste van dEde heer Daniel Heijns die in den jaare 1699, voor Commissaris alhier was aangekomen, in de verwagting der Caabse wijnen een prijswaardige verandering is gemaakt zijnde de Caabse wijnen door zijn Ede in vier deelen verpagt, en zulx geschiede op de volgende wijse namentlijk ieder deel wierde apart opgevijlt, en na dat het strijkgeld op het hoogste bod was uijtgekcerd, wierde ’t zelve vierde deel weder afgeslagen en den geenen die bij afslag mijn riep, was pagter, mits stellende twee suffisante borgen, en zoo wierde voorts met de drie andere vierde deelen ook gehandeld tot het laatste toe, vervolgens wierde aan de pagters vrijheid vergund omme de wijnen te mogen koopen van wien zij wilden en weder uijt te tappen voor zodanigen prijs als zij zouden goet vinden, wijders zoude de vrijburgers hunne wijnen mede mogen verkoopen aan wien zij wilden, zonder van iemand daar in behaalt ofte verhindert te werden, neevens andere billijke voorwaarden meer, te lang omze op te noemen, zoodat den vrijen handel voor de ingeseetenen hier mede was opengezet, ’t elk niet alleen was strekkende tot merkelijk voordeel van d’ECompe maar ook ten proffljte van d’ Ingezeetenen, men konde wel haast bespeuren dat de Caab hierdoor in een bloeijende staat geraakte, ook begonnen de capitaalen soo huijsen als landerijen merkelijk in prijs te rijsen, dog zeederd den tijd dat den teegenwoordig regeerend gouvern zig met zijne hoog dravende hofsteede ende dan aankleve van dien, als mede met het wijnkoopen begonte moeijen dermaten dat hij van verschijde menschen, de wijnen tot een geringe prijs kwam op te koopen, en dezelve tot een hooge prijs, ten deele aan scheeps vrinden, ten deele aan een der pagters Johannes Phijffer gentt weder verkogt hebben de zaaken hier een averegtse keer tot nadeel der vrijburgers genomen, want den gouvernr door den bodemloose baat en schraapsugt aangedreeven, enkelijk maar op zijn eigen Intrest doelde, beginnende den Vrijburgers hun welvaaren te benijden, ten dien einde heeft hij alle middelen aangewend om dezelve arm te maken, ondertusschen is den gouvernr en zijn vader den oud gouvernr al voorlange seer ingenomen geweest met den voorne Pagter Johannes Phijffer, aan wien zij een groot gedeelte van hunne wijnen jaarlijx leeveren voor een zeer hoogen prijs, welke wijnen dien pagter gedwongen is voor hen te verkoopen, dan gemerkt denselven pagter niet instaat is, om die wijnen tot soo hoogen prijs aan de man te helpen, als hij die van die voorne heeren inkoopt, en hij hen egter soo veel moet betaalen als zij ijsschen, zoo heeft hij zig in sware schulden moeten steeken, zijnde hij door deese manier van doen in een sooberen staat gebragt, waar door het geschapen scheen dat hij niet langer pagter hadde kunnen blijven, dog den gouverneur heeft (hoewel tot zijn eigen voordeelen) een middel bedagt om deesen pagter op de been te houden, en d’ Ingeseetenen ’t eenemaal te bederven, de waarheid van ons gezeg zal Uwel Ede gestr: in ’t vervolg blijken. T ’is dan gebeurd dat den Gouvernr tegen de jongste verpagting vergadering heeft doen beleggen, waar in den Pagter Phijffer meede verscheen, welke vergadering daar heenen was gerigt, om weegens de Caabse wijnen een ongehoorde nieuwerwetze pagtconditie te beraamen, die hier op uijt zoude loopen om den voorne Phijffer tot generaal pagter van alle de vier deelen der wijnpagt te maken omdat den gouvernr soo voor hem als zijn vader den oudgouvernr hierbij zijn reekg best wist te vinden, ’t is wel waar dat eenige der Raadspersoonen, vrij wat teegen deese nieuwmodese pagtconditie hadden in te brengen, als wel konnende bezeffen dat zulx van quade gevolgen zoude zijn, dierhalven wilde zij gaarne zien dat het op den ouden voet mogte voortgaan dan ’t konde niet helpen den gouvernr deede de nieuwe conditien boven drijven, als de dag van verpagtinge voorgevallen Ulto Augg deeses jaars nu daar was; zijn veel menschen op de verpagt plaats verscheenen niet anders weetende of de wijnen zouden op den ouden voet werden verpagt, voor eerst wierden met de tabak een begin gemaakt, wijders met de Vaderlandse bieren enz: en toe met de brandewijnen, alles op den ouden trant, eindelijk wierden de conditien van de Caabse wijnen voorgeleesen, dog met zodanig kromme en bogtige veranderingen, datse in geenen deele overeenquaamen met de geregelde conditien van voorige jaaren door de voorne Ede heer Daniel Heijns ingestelt, na dat het voorleesen van deese hatelijke en ergerlijke conditie was geeijngigt, zijn alle menschen als een eenig man, met groot misnoegen van de verpagtplaats weggegaan, sonder datze de verpagting der wijnen begeerde bij te woonen uijtgesondert den pagter Phijffer, die neevens nog 2 a 3 persoonen aldaar verbleef, voor deese wijnige menschen wierden toen de Caabse wijnen opgevijlt en ’t wierde sodanig gedraaijt dat de voorne Phijffer generaal pagter wierde, van alle de vier deelen der Caabse wijnen, ’t gunt hij wel twee maanden te vooren hadde van zig gegeven, ook was uijt de conditien ligt af te neemen, dat hem sulx was toegelegt, en niemand sag kans uijt kragte van die misselijke conditien een vierde part der wijnen magtig te werden, en ornze zoo plotzeling alle vier te mijnen, zoude ieder een die buijten die voorne Phijffer hadde gemijnt ten verderve zijn geraakt, ten minsten zoude hem zulx tot groot nadeel zijn gestrekt maar den jegenwoordigen generaalen pagter zal vrij meer voordeel konnen doen, als of iemand anders hadde gepagt, om dese reeden, dat den gouvernr en desselfs vader den oudgouvernr zig zeer veel aan dien man laaten geleegen zijn, omdat hij die heeren met hunne wijnen tot een hoger prijs aan te neemen veel voordeel aan brengt niet tegenstaande sulx tot sijn eigen nadeel is, want hij reets over de ooren in schulden steekt, daar en boven is ’t een man die over gepleegde schelm en diefstukken is geschaffotteert en gebannen, gelijk sulx uijt de g’annexeerde condemnatie onder de Letter A: breeder is te zien, den gouvernr heeft egter in deesen zijn oogwit ten vollen berijkt, zijnde deese vond door hen alleen verzonnen omme alle de vrijburgers de keel toe te nijpen, want den voorne pagter generaal thans alle de vrijburgers onder zijn bedwang heeft en grooten vaart loopt op zijn generaale pagterschap, de reede is deese dat hij den Ingeseetenen thans geen meer geld voor hunne wijnen behoefd te geeven, als hij wil zijnde hij nu instaat geraakt om de sware somma gelds, die hij aan de voorne heeren voor de duure wijnen moet betaalen met de wijnen die hij nu van de Vrijburgers tot een seer lagen prijs kan inkopen weder goet te maken, want veel arme menschen, hun wijnen wel goet koop aan den pagter moeten weggeeven, om een stuijvertie gelds in handen te krijgen, waarvoor zij levensmiddelen moeten koopen, aangesien de armoede onder de menschen zeer groot is, en God weet hoe de zaaken hier verder nog zullen afloopen, ’t is wel waar dat de vier perceelen van de Caabse wijnen in een massa op deese verpagting door de voorne Phijffer bij afslag zijn gemijnd voor £ 3900,,-,, dog het is ook waaragtig, dat zoo bij aldien de wijnen op de oude regtzinnige manier waren verpagt dezelve vrij wat hooger souden hebben geloopen, gemerkt verschijde menschen gezind waren omte pagten, en zulx zoude gestrekt hebben tot meerder gerustheid en voordeel zoo van de Compe als van de Ingezeetenen omdat’er als dan verschijde pagters zoude zijn geweest, in welken geval de vrijburgers zig van dien eenen generaalen pagter niet behoefden te laaten dwingen, dog nu isser voor de arme menschen geen uijtvlugt, zijnde de Ingezeetenen hier thans in een deerniswaardigen staat.

Eenige dagen na de verpngtini hecft den pagter generaal der Caabse wijnen, op advijs van den gouvernr sig vervoegd bij zeeker persoon om een request voor hem inte stellen, dan alzoo dien daaiin zwarigheid maakte, heeft den gouvernr hem sulx gebooden, nu ingestelte was heeft den pagter ’t zelve door den gouvernr Iaaten corrigeeren, hier op is het voorn request in ’t net geschreeven, en aan den gouvernr en Raad overgeleeverd, hoe ongehoord en verfoeijelijk de zaaken zijn die daar in verzogt werden zullen Uwel Ed Gestr uijt de copie daar van onder de letter … ten deesen annex konnen sien, en dat dit geheele werk door den gouvernr en den pagter sodanig was bestooken om den Vrijburgers allen coophandel met hunne wijnen af te snijden, terwijle den gouvernr en pagter hier door instaat konnen zijn, om hunne zacken te vullen, ondertusschen zoude door zulke middelen de Colonie te gronde gaan.

Wijnig tijds geleeden heeft het den gouvernr goet gedagt aan de Caab vier slagters aan te stellen om zoo voor deECompe als voor de Vrijburgers te slagten, daar en boven is alle den vrijburgers op die boete van 50 Rijxds voor de eerste maal 100 rds voor de tweede maal ende derde zijse op lijfstraffe wel expres verbooden, dat niemant van hen sig sal verstouten, om een pond vlees te moogen verkoopen, buijten de voorn: vier aangestelde slagters, ’t welk den gouverneur alleen heeft uijtgevonden, om sijn vee en dat van andere groote onder sComps dienaars, aan die slagters te leeveren, ondertusschen zijn de Vrijburgers door dat middel niet instaat om een schaap te kunnen verkoopen, zijnde al weeder een blijkbaar teeken dat den gouvernr hen op allerleij manieren komt te plagen, en zoo alle deese sporeloose uijtvindingen die door den gouvernr van tijd tot tijd ter baan werden gebragt, op deese voet voortgaan, zullen de Ingeseetenen in korten tijd geruineert zijn.

Nog isser een voornaame reeden die ons tot het schrijven heeft aangenoopt, en die Wij voor Uwel Ed Gestr: niet sullen verbergen, zijnde dese, dat zoo bij aldien hier in de regeeringe geen veranderinge ten goeden komt datter bij gevolg van tijd voor een opstand, (’t geen God genadelijk gelieve te verhoeden) zeer te vreesen is, want zulke ongehoorde onderdruckinge zouden een wijs mensch tot dulligheid konnen brengen, wij konnen niet agterlaaten desweegen eenige exempelen te berde te brengen die de waarheid van ons gezeg sullen sterken. – T’is dan waaragtig, dat den Cassier Henricus Munkerus, die bij ieder een voor een braav eerlijk man bekent stond, en zulx ook inwaarheid was, van den gouvernr seer is gedrukt, vervolgd en in alles gedwarsboomd, waar over hij meenigmaal sware klagten jegens zijn goede vrinden heeft uijtgeboesemt, zoo dat den man al een geruijmen tijd geleeden door alle die wederwaardigheeden aan ’t mijmeren is geraakt, te meer omdat hij sComps dienst soo trouwhertelijk waarnam datter niets op te seggen viel, welke mijmering den goeden man ijndelijk tot die wanhoop heeft vervoerd, dat hij tot het desperate voornemen is gekomen van sig selven met een pistool te doorschieten, zijnde dit een droevig en beklagenswaardig ijnde, waar van den gouvernr zoo hier opentlijk gezegd werd de eenigste oorsaak is geweest.

Den Winkelier Willem Corssenaar die medeSecrets van den Rt van Justitie was, zijnde een vroom en eerlijk man, heeft ook bij uijtneementheid veel smaat en spijt van den gouvernr moeten ondergaan. T’is eens gebcurd dat den gouvernr hem dreijgde met een musquet op ’t schildwagt te willen planten, en zulx geschiede voor een menigte volks onder een hagelbujj van scheldwoorden, en verdere drijgementen, en den man hadde niet terweereld misdreeven welke ongehoorde handelingen hij zig in dier voegen heeft aangetrocken dat hij niet alleen een geruijmen tijd is bedleegerig geweest, maar zijn gesigt daar door heeft verlooren, zoo dat hij zijn bediening als Secrets van de Rt van Justitie heeft moeten nederleggen, met een woord gezegt ’t word hier terplaatse voor een misdaad gereekend een eerlijk man te zijn bij gevolge moet de deugd balling s’lands swerven.

Alle de voorverhaalde zaaken zijn onwraakbaare blijken als dat men den gouvernr met regt voor een geessel van deeses lands Inwoonders mag houden omdat hij deselve niet alleen hun welvaaren benijd maar ook na zijn vermogen soekt uijt te putten, en aan ’t gevaar van verderf bloot te stellen, gebruijkende hij tot sijn sinspreuk dat een beroijde gemeente gemackelijk is te regeeren, dog dit is niet omte verwonderen, aangesien hij ongevoelig voor de deugd is, en geen de minste agting voor een eerlijk man heeft, maar lompe schoften die sig met schelm en dief stukken behelpen zijn des gouverns beste vrinden, en dezulke staan breed bij hem, gemerkt zij hem de handen vullen, voorts leend hij zijn ooren aan losse menschen en vleijers, zijnde voorde waarheid bevreest.

Op deese wijse soudenwe nog een grooten overvloed van saaken konnen hervoort brengen danwe vreesen dat we UweIEde Gestr: geduld reets al te veel sullen hebben gevergt, dog Uwel Ede gestr: zullen uijt het geschreevene ligtelijk konnen bevroeden dat Wij door Uwel Ede Gestr: dit voorte draagen uüt nood zijn aangedreeven weshalven Wij steunende op Uwel Ede gestr prijselijke deugden onse seer ootmoedige en gants needrige beede tot Uwel Ed Gestr: wenden met dit vast vertrouwen Uwel Ed Gestr: zullen een gunstig oor aan onse welgegronde klagten leenen, en na derselver hooge wijsheijd, en aangeboorene goedertierentheid, de ellendige in de uijtterste verlegenheid bijstand bewijsen, en dienvolgens een heelsaam middel benaamen waardoor wij van dit onverdraaglijk jok, waar onder wij thans moegten sugten mogen werden ontheft, wij willen geensints aan Uwel Ede Gestr: vaderlijke gunste en bijstand twijfelen, maar derven ons ten vollen verseekeren dat wij daar van in ’t korte de uijtwerkselen sullen sien, wij hoopen de goede God zal Uwel Ed Gestr: tot gezeegende instrumenten gebruijken omde vervallend zaaken hier te herstellen opdat wij van alle verdere rampen en onheilen die ons nog boven ’t hoofd hangen mogen werden bevrijd.

Ondertusschen zullen wij niet nalaaten God Almagtig te bidden dat Hij Uwel Ede gestr: dierbaare persoonen nög veele jaaren in zijn heilige bescherminge houden terwijl wij met alle bedenkelijke eerbied blijven (onderstond) Wel Ed Gestre HoogAgtb: Heeren, (lager) Uwel Ed Gestr seer ootmoedig en gehoorsame dienaaren.