FRAGMENT UIT DIE GRONDWET VAN DIE ZUID-AFRIKAANSCHE REPUBLIEK, FEBRUARIE 1858
Algemeene Bepalingen.
Art. I. Deze Staat zal den naam dragen van de Zuid-Afrikaansche Republiek.
2. De Regeringsvorm van dezen Staat zal zijn die eener Republiek.
3. Zij wil zich bij de beschaafde wereld als een onafhankelijk en vrij volk erkend en geëerbiedigd zien.
4. Het volk zoekt geen uitbreiding van grondgebied, en wil die alleen volgens regtvaardige beginsels; wanneer het belang der Republiek die uitbreiding raadzaam maakt.
5. Het volk wil zijn grondgebied, gelegen in Zuid-Afrika ongeschonden bezitten en in ’t bezit houden, met inbegrip zijner regten en aanspraken op het grondgebiep gelegen ten Oosten en Zuid-Oosten dezer Republiek, zoover als die regten en aanspraken strekken: even zoo ten Westen en Zuid-Westen. En het Gouvernement van de Zuid-Afrikaansche Republiek zal verpligt wezen, zoo spoedig mogelijk werkzaam te zijn, om bij Proclamatie de lijnen en grenzen vast te stellen en bekend te maken.
6. Zijn grondgebied staat voor iederen vreemdeling open, die zich aan de wetten dezer Republiek onderwerpt. Allen, die zich op het grondgebied dezer Republiek bevinden, hebben gelijke aanspraak op bescherming van personen en goederen.
7. De in dit grondgebied gelegene gronden of plaatsen, die heden nog onuitgegeven zijn, worden verklaard eigendommen van den Staat te wezen; echter voor het publiek als te voren verkrijgbaar. Geen plaats zal tot dat einde grooter geinspecteerd worden dan 3000 morgen. En niemand zal voor aanvraag en verkrijging van gronden geregtigd wezen, voor dat hij den ouderdom van zestienjaren bereikt heeft.
8. Het volk eischt de meest mogelijke maatschappelijke vrijheid en verwacht die van het behoud van zijn godsdienstig geloof; van de nakoming zijner verbindtenissen; van zijne ondergeschiktheid aan wet, orde en regt, en de handhaving van dezelve. Het volk laat de uitbreiding van het Evangelium toe onder de heidenen, onder bepaalde voorzorgen tegen gebrek of misleiding.
9. Het volk wil geene gelijkstelling van gekleurden met blanke ingezetenen toestaan, noch in Kerk noch in Staat.
1O. Het volk wil geen slavenhandel, noch slavernij in deze Republiek dulden.
11. Het volk behoudt uitsluitend aan zich de bescherming en verdediging van de onafhankelijkheid en onschendbaarheid van Kerk en Staat, overeenkomstig de wetten.
12. Het volk geeft de wetgeving in handen van eenen Volksraad, het hoogste gezag des lands, bestaande uit vertegenwoordigers of lasthebbers des volks, door de stemgeregtigde burgers gekozen; doch alleen voor zoo verre, dat aan het volk drie maanden tijds zal gelaten zijn, om over eene voorgestelde wet zijn oordeel aan den Volksraad desverkiezende te kunnen inleveren; behalve de wetten die geen uitstel kunnen lijden.
13. Het volk draagt de voorstelling en uitvoering der wetten op aan eenen Uitvoerenden Raad, welke tevens de voordragt van alle landsambtenaren aan den Volksraad doet.
14. Het volk vertrouwt de handhaving der orde aan de Krijgsmagt toe.
15. Het volk stelt de regterlijke magt in handen van Landdrosten, en gezworenen, en laat die aan hun oordeel en geweten over, om volgens landswetten te handelen.
16. Het volk zal jaarlijks van den Volksraad eene begrootingswet van algemeene uitgaven voor Kerk en Staat ontvangen en daaruit vernemen hoeveel ieders belasting zal beloopen.
17. Potchefstroom, gelegen aan de Mooirivier, zal de hoofdplaats der Republiek en Pretoria de zetel van het Gouvernement zijn.