VISE-PRESIDENT PAUL KRUGER BETUIG SY DANKBAARHEID, 7 MAART 1881

Dagorder.

Zuid-Afrikaansche Republiek,

Gouvernementshuis,

Heidelberg, 7 Maart, 1881.

Aan den Commandant Generaal, de Commandanten, Offcieren en Burgers in het Transvaalsche Lager bij de Drakensbergen.

MANNEN, BROEDERS! — Ons hart dringt ons u een woord toe te spreken; wij weten dat de geheele Zuid-Afrikaansche Republiek met eerbied en dank naar u opziet. Wij roemen niet in kracht van menschen, het is God de Heer, die u heeft geholpen; het is de God onzer vaderen, tot Wien wij nu vier jaren lang om redding hebben gebeden en gesmeekt. Hij heeft groote dingen aan ons gedaan en onze gebeden verhoord.

En gij, edele en moedige broeders, zijt in Zijne hand het middel geweest om ons te redden; uwe moed, uw dapperheid hebben aan die magtige mogendheid, welke ons zoo onregtvaardig aanvalt, getoond, dat zelfs het zwakste volk, dat voor zijne vrijheid vecht, in staat is wonderen van dapperheid te verrigten.

Driemaal nu, op Langesnek, op Schuinshoogte, op Spitskop hebt gij met uw klein vuur een overmagtigen vijand staande gehouden en verslagen. Geen kanonnen, geen verraderlijke en afschuwelijke vuurpijlen hebben u afgeschrikt.

Uw Commandant-generaal schrijft, niet sprekende van zich zelf, (hij is te edel om zich zelf te roemen,) neen, sprekende van oficieren en zeer jonge krijgsmannen: “Mijne achting voor hen is groot, hun naam behoeft in heldenmoed niet onder te doen voor een Wellington of een Napoleon.” Wij zeggen het ZEd. Gestrenge na, maar maken het algemeen, van den Commandant-generaal en van elken Burger, die streed: Wij danken u, gij hebt veel aan het Vaderland verdiend.

Houdt vol tot den einde toe. Die God, die het hart der Koningen leidt als waterbeken, zal ons verlossen — Vertrouwt op Hem.

De Regering der Z. A. Republiek,

S. J. P. Kruger,

Vice-President.

W. Eduard Bok,

Staats-secretaris.